• ein·zel·gän·ger
  • uit het Duits
enkelvoud meervoud
naamwoord einzelgänger einzelgängers
verkleinwoord

de einzelgängerm

  1. iemand die veel alleen is en doet
     Programmamaker Jort Kelder (58) is heel goed in alleen zijn. In zijn ecologische villa op het rustige Terschelling ontvangt hij zelden bezoek, hij heeft genoeg aan zijn boeken en de zee. Kelder is nu zo’n acht jaar vrijgezel. ‘Ik ben niet alleen maar een aso, maar ik ben wel een einzelgänger’, zei hij zondagavond in Rooijakkers over de vloer.[1]
     Hoewel Nederland in Verzet woensdag diverse fakkeltochten organiseerde in het land, was deze actie volgens voorman Michel Reijinga „zeker niet” een initiatief van zijn groepering. „Ik ken hem wel, hij is een einzelgänger. Toen ik het las, dacht ik: zou het Max zijn? Hij is net even wat extremer en aparter dan de rest.” Reijinga zegt de actie bij het huis van Kaag niet te steunen.[2]
  1.   Weblink bron “Jort Kelder open over zonderling bestaan: ‘Ben niet alleen maar een aso, wel een einzelgänger’” (Denise de Koning 28-05-23, 21:30), Tubantia
  2.   Weblink bron “Fakkelverdachte Max van den B. (29) langer vast voor bedreiging Kaag” (07 jan. 2022), De Telegraaf