• trou·ble·shoo·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord troubleshooter troubleshooters
verkleinwoord

de troubleshooterm

  1. iemand die heel goed problemen kan oplossen
    • Dijsselbloem maakte afgelopen weekend voor het eerst kennis met de VVD'er. 'Hij staat bekend als een troubleshooter, een probleemoplosser. Dat heeft hij in Amsterdam laten zien. En hij had een goede naam in Den Haag als topambtenaar, dus ik denk dat we goede verwachtingen mogen hebben.' [3] 
    • De voormalige huisarts kwam in 1976 als lid binnen bij DOS’19 om te gaan voetballen in een prominentenelftal. Direct werd d’ Hollosy benoemd tot clubarts, medisch adviseur en troubleshooter. [4] 
    • Aan het Binnenhof roemen partijen van links tot rechts zijn kwaliteiten als informateur, zoals hij die in 1994 (Paars I) en 2010 (Rutte I) ook toonde. Een troubleshooter. [5] 
88 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[6]