bieper
- bie·per
- afleiding van beeper
- Naamwoord van handeling van biepen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bieper | biepers |
verkleinwoord | biepertje | biepertjes |
de bieper m
- (communicatie) apparaat dat korte tekstberichten kan ontvangen
- ▸ Het gaat om korte berichtjes die verstuurd zijn met zogenoemde 'pagers' (semafoons of biepers). Het zijn deels vertwijfelde oproepen aan verwanten of echtelieden om iets van zich te laten horen, deels zijn het ook geluidsbanden van de politie en brandweer.[1]
- ▸ Er zit een groot beveiligingslek in het communicatienetwerk van de politie en de hulpdiensten. Dat bevestigt operator Astrid in De Tijd. Liefst 15.000 ‘biepers’ zijn niet versleuteld.[2]
- Het woord bieper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron kld“Website publiceert duizenden 9/11-sms'jes” (26/11/2009), De Standaard
- ↑ Weblink bron jns“Gigantisch beveiligingslek in communicatie hulpdiensten” (12/12/2013), De Standaard