pomper

  1. (spreektaal) afkijken, spieken
    «Mon devoir, je l’ai pompé sur internet et j’ai eu 16 sur 20!»
    Ik heb mijn huiswerk op internet bij elkaar gespiekt en ik had een 8!! [1]
  2. (spreektaal) pijpen [1]
  3. (spreektaal) bakken (bij een examen) [1]
  4. (spreektaal) hijsen, zuipen [1]
  5. (spreektaal) vermoeien, uitputten
    «Il nous pompe avec son histoire de merde!»
    We worden doodmoe van zijn kloteverhaal! [1]