hijsen
- hij·sen
- In de betekenis van ‘naar boven trekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1645 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hijsen |
hees |
gehesen |
klasse 1 | volledig |
hijsen
- overgankelijk iets met een touw of kabel in opwaartse richting trekken, al dan niet middels een katrol
- Zij hesen de zeilen en voeren hoog aan de wind naar het westen.
- ▸ Wederom slingerde hij mijn touw in één keer over de hoge tak, bevestigde mijn voedselzak eraan, hees hem vier meter de lucht in en bond het touw vast aan de stam van de boom. Zo doe je dat.[2]
1. iets met een touw of kabel in opwaartse richting trekken, al dan niet middels een katrol
de hijsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hijs
- Het woord hijsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hijsen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hijsen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be