uitputten
- Geluid: uitputten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈœytpʏtə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈœʏ̯tpʏtə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈœːtpʏtə(n)/
- uit·put·ten
- samenstelling van uit bw en putten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitputten |
putte uit |
uitgeput |
zwak -t | volledig |
uitputten
- overgankelijk volledig leeghalen
- Zij putten de mijn volledig uit.
- overgankelijk alle energie opgebruiken
- De hele dag hardlopen putte hem behoorlijk uit.
1. volledig leeghalen
- Het woord uitputten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitputten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be