• af·kij·ken

afkijken

  1. een idee leren, kopiëren, stelen van iemand
    • De stoelopstelling van deze auto is afgekeken van de luchtvaart. 
    • Een medewerker van de benzinepomp bleek bankpasjes te kopiëren, de pincodes werden afgekeken door een handlanger. 
  2. tot het einde toe bekijken
    • Vanuit zijn raam kun je de hele straat afkijken. 
    • Ik heb het tv-programma wel opgenomen maar nog niet afgekeken. 
  • de kunst afkijken
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be