Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lep·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lepper -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

lepper

Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
lepperen

lepper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lepperen
    • Ik lepper. 
  2. gebiedende wijs van lepperen
    • Lepper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lepperen
    • Lepper je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen