-el
Nederlands
Huidig bestand |
---|
106 |
Uitspraak
- IPA: / əl / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /-əɫ/, /-ɔɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /-əɫ/
- (Limburg): /-əl/
Woordafbreking
- -el
Woordherkomst en -opbouw
- [1] naamwoordelijk achtervoegsel: van het Germaanse achtervoegsel *-il-; van het Protogermaanse achtervoegsel *-ila, verwant aan het Beierse -(e)l, het Alemannische -li en het Zuidopperfrankische -lein [1] [2] [3] [4]
- [2] werkwoordelijk achtervoegsel: van het Protogermaanse achtervoegsel *-lō- (met de uitgang van de infinitief *-ną) verwant aan Engels -le, Duits -(e)l, Deens -le, Zweeds -la [5][6]
Achtervoegsel
-el
- (verouderd) een uitgang die oorspronkelijk afstamming aangaf en daarmee ook verkleining; de uitgang komt ook voor om degene die iets uitvoert of het middel waarmee dat gebeurt af te leiden
- Er zou kans zijn op ijzel.
- Onder de eik lagen veel eikels.
- Vader sloeg op de grote trom en zijn drie zoons elk hun eigen trommel.
- Zo'n lange slungel kan toch nooit een goede kompel zijn.
- Hij maakte de sleutel vast aan zijn gordel.
- (verouderd) een achtervoegsel dat direct na de stam en voor een eventuele uitgang wordt geplaatst om een frequentatief te vormen, dat herhaling en intensiteit uitdrukt
- Hij hinkelde niet zo graag, maar deed toch maar mee.
Verwante begrippen
- [2] -er
Afgeleide begrippen
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ -el op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Schönfeld, M. (ed. A. van Loey) Historische grammatica van het Nederlands (1970) 8e druk; N.V. W.T. Thieme & Cie in par. 185 (blz. 227);geraadpleegd 2014-05-18
- ↑ e-ANS 12·2·1·4·2 : Het achtervoegsel -el geraadpleegd 2014-05-17
- ↑ Schönfeld, M. (ed. A. van Loey) Historische grammatica van het Nederlands (1970) 8e druk; N.V. W.T. Thieme & Cie in par. 191 (blz. 237);geraadpleegd 2014-05-17
Frans
Uitspraak
- IPA: /ɛl/
Woordafbreking
- -el
Woordherkomst en -opbouw
Achtervoegsel
-el
- vormt bijvoeglijke naamwoorden uit zelfstandige naamwoorden
- als verkleinsuffix of suffix van relatie, vormt -el mannelijke zelfstandige naamwoorden
- «un hommelet [van homme 'man, mens']»
- een onbeduidend mannetje
- «un hommelet [van homme 'man, mens']»