Duits

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Middelhoogduits zwic met het achtervoegsel -el. [1]

Zelfstandig naamwoord

Zwickel m

  1. (bouwkunde) hoekstuk tussen een cirkel en de rechthoekige omlijsting hiervan
  2. (kleding) een wigvormig inzetstuk op kledingstukken
  3. (regionaal) (figuurlijk) een raar, zonderling persoon, zwikzwak
  4. (regionaal) biertap voor het proeven van het jongbier, zwik
Verwante begrippen

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Zwickel in:
    Wolfgang Pfeifer et al.
    Etymologisches Wörterbuch des Deutschen, digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache (1993) op dwds.de