kleding
- kle·ding
- Naamwoord van handeling van kleden met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleding | - |
verkleinwoord | - | - |
de kleding v
- (textiel) het textiel voor de bedekking van het lichaam
- Ik heb per ongeluk cola gemorst op mijn kleding.
- ▸ Niet iedereen trok net zo zwaar bepakt als ik de bergen over. Steeds vaker zag ik mensen met opvallend kleine rugzakken langslopen, die net als ik eten, drinken, tent en kleding nodig hadden.[2]
- ▸ "Het is dit jaar voor eerst dat we het effect zo duidelijk zien", zegt voorzitter Rachel Heijne van Kringloop Nederland. "We zien ook dat de kwaliteit van spullen gewoon echt slecht is. Het is kleding die na een paar keer wassen kapot gaat. Die kun je niet in de kringloop verkopen.[3]
|
1. het textiel voor de bedekking van het lichaam
- Het woord kleding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kleding" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ kleding op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Minder kleding bij de kringloop door slechte kwaliteit fast fashion” (15-10-2024), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be