• he·ren·kle·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord herenkleding
verkleinwoord

de herenkledingv

  1. kleren die speciaal voor mannen is gemaakt
     Of zelfs in Aken, waar hij de twee beste winkels voor herenkleding vond sinds de tijd voor het thalidomideproces, zijn eerste opdracht voor het Juristenhuis, in de zomer van 1968.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496