kledingkraam
- kle·ding·kraam
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kledingkraam | kledingkramen |
verkleinwoord | kledingkraampje | kledingkraampjes |
- een kraam op een (week)markt waar kleding wordt verkocht
- De kledingkraam werd wekelijks opgetuigd.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kledingkraam | kledingkramen |
verkleinwoord | kledingkraampje | kledingkraampjes |