kledingzaak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kledingzaak (hulp, bestand)
- IPA: /'kledɪŋzak/
Woordafbreking
- kle·ding·zaak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kleding en zaak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kledingzaak | kledingzaken |
verkleinwoord | kledingzaakje | kledingzaakjes |
Zelfstandig naamwoord
- een winkel die zich specialiseert in de verkoop van kleding
- Er zijn een paar goede kledingzaken in die straat.
Synoniemen
Vertalingen
1. een winkel die zich specialiseert in de verkoop van kleding
Gangbaarheid
- Het woord kledingzaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kledingzaak" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be