kledingmagazijn
- kle·ding·ma·ga·zijn
- samenstelling van kleding en magazijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kledingmagazijn | kledingmagazijnen |
verkleinwoord |
het kledingmagazijn o
- (handel) (verouderd) grote kledingwinkel waar men confectiekleding kan kopen
- Het oude Handelsblad was een spelonk geworden, ontruiming was onvermijdelijk. In 1977 gingen we naar de overkant van de Voorburgwal, de derde verdieping van Gerzon, het grote kledingmagazijn dat failliet was gegaan. Eén kleine ruimte, geamputeerd van zetterij, drukkerij en alles wat een dagblad eigen is. Niet onaangenaam was het in Gerzon, maar toch: armoedig. De paar boeken die ik had meegenomen, pasten in een wijnkistje: een mobiel boekenkastje op mijn bureau.[2]
- (militair) magazijn voor legerkleding
- Op een Leeuwardens industrieterrein uit de jaren zestig - ingeklemd tussen snelwegen en spoorlijnen, - heeft Fourstar daarom een voormalige fabriek ingericht tot leerwerkbedrijf. Daar kunnen de werklozen onder meer aan de slag in de timmerwerkplaats, de productieafdeling of de schoonmaak. Om problemen met uiterlijk, gezondheid en sollicitatievaardigheden op te lossen, is er een beautysalon, een kledingmagazijn, een fitnessruimte en zijn er coaches. [3]
- Het woord kledingmagazijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC
- ↑ Volkskrant 23 februari 2008