Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Handel
  • han·del
  • In de betekenis van ‘kopen en verkopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord handel handels
verkleinwoord handeltje handeltjes

de handelm

  1. (economie) de in- en verkoop van goederen
  2. (metonymisch) winkel, onderneming die goederen koopt om ze met winst te verkopen
     Mijn middelste dochter en ik shopten vaak in de stad en struinden kringloopwinkels af en ze begon vervolgens een klein handeltje door de daar gekochte merkkleding met winst door te verkopen.[2]
  3. handelswaar
  • De hele handel
Alles
  • Iemands handel en wandel
Iemands volledige gedragspatroon
enkelvoud meervoud
naamwoord handel handels
verkleinwoord handeltje handeltjes

de handelm

  1. handgreep, handvat, hendel

handel

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
vervoeging van
handelen

handel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
    • Ik handel. 
  2. gebiedende wijs van handelen
    • Handel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
    • Handel je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


  • han·del
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie 2218
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen
handlen  
  handler     handlene  
genitief   handels     handelens
handlens  
  handlers     handlenes  

handel, g

  1. (economie) (handel) markt, transactie (de economische sector)
  2. handel, transactie (koop, verkoop)
  3. handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)


  • han·del
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie 4038
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen     handler     handlene  
genitief   handels     handelens     handlers     handlenes  

handel, m

  1. (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
  2. (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
  3. (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)


  • han·del
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen     handlar     handlane  

handel, m

  1. (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
  2. (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
  3. (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)