Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·ac·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 1483 [1]
  • afgeleid van het Franse transaction (met het voorvoegsel trans-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord transactie transacties
transactiën
verkleinwoord transactietje transactietjes

Zelfstandig naamwoord

de transactiev

  1. (economie) het betalen van een geldbedrag voor het verkrijgen van een product of dienst
     Opa Oscar was een echte ondernemer en hij had zijn vermogen systematisch opgebouwd van de olifantenjacht in Afrika en zijn transacties met mahoniehout toen hij jong was tot aan de innovaties op het gebied van techniek en bouw.[3]
  2. (juridisch) (strafrecht) afdoening van een strafbaar feit van de lichte soort op voorstel van het Openbaar Ministerie, meestal via een door de verdachte te betalen geldsom
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen