aflaathandel
- af·laat·han·del
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aflaathandel | |
verkleinwoord | aflaathandeltjes |
de aflaathandel m
- (religie) (economie) handel in bewijzen die een vermindering van de straftijd in het vagevuur zouden bewerkstelligen
- ▸ De koning en de koningin zullen de werkkamer van Luther bekijken, waar hij de Bijbel naar het Duits vertaalde. Later deze week bezoekt het paar de Slotkerk in Wittenberg waar Luther zich in 1517 uitsprak tegen de aflaathandel in de kerk in 95 stellingen; het was het begin van zijn strijd tegen het pauselijk gezag.[2]
- Het woord 'aflaathandel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Koningspaar duikt in de Reformatie op werkbezoek in Duitsland” (Dinsdag 7 februari 2017, 09:08), NOS