• pa·pier·han·del
enkelvoud meervoud
naamwoord papierhandel papierhandels
verkleinwoord papierhandeltje papierhandeltjes

de papierhandelm [1]

  1. (handel) het in- en verkopen van papier
  2. een winkel waarin men papier verkoopt; bedrijf waar men papier verkoopt
     De brandweer is vanochtend nog steeds bezig met het nablussen van een brand die gisteren een papierhandel in Tilburg in de as legde. Volgens een woordvoerder van de brandweer zijn nog zeker tien brandweervoertuigen in touw.[2]
  3. de handel in waardepapieren
  4. (figuurlijk) administratieve rompslomp
     Probleem is dat de gedupeerden zelf bewijsstukken moeten aanleveren. In een ideaal scenario, zegt het IMG, zou die papierhandel voorkomen kunnen worden. Bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is bekend in welke woning een gedupeerde woont. Maar de uitwisseling van informatie tussen die coördinator en het IMG verloopt in de praktijk moeizaam. "We zijn er al van uitgegaan dat het op basis van de gegevens van de NCG niet 100 procent zou kloppen", stelt een woordvoerder van het IMG vast. "Dat ging bij de waardedalingsregeling ook mis."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Brand papierhandel Tilburg onder controle” (05-06-2011), Tubantia
  3.   Weblink bron “Vertraging bij afhandeling smartegeld aardbevingsgebied” (Vrijdag 8 april 2022, 08:44), NOS