papier
- pa·pier
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beschrijfbaar materiaal’ voor het eerst aangetroffen in 1361 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | papier | papieren |
verkleinwoord | papiertje | papiertjes |
het papier o
- (materiaalkunde) een dun vezelachtig beschrijfbaar materiaal
- Hij schreef zijn recensie op papier.
- ▸ Dan raapten we alle papiertjes en troep van de grond op om zo geen enkel spoor achter te laten.[3]
- (juridisch), (pregnant) officieel bewijsstuk
- Niet de vereiste papieren hebben.
- [3] akte, bescheid, document, schriftuur, stuk
|
- Het bestaat op enkel op papier.
Er is schriftelijk vastgelegd dat iets bestaat, rechtsgeldigheid heeft etc., maar in de praktijk valt daar niets van te merken
- De goede/juiste papieren hebben
Over de juiste eigenschappen beschikken voor iets
- In de papieren lopen
Gezegd van iets dat veel geld blijkt te kosten
- Papier is geduldig.
Er kan veel worden opgeschreven (echter zonder dat er verder iets concreets mee gebeurt)
1. een dun vezelachtig beschrijfbaar materiaal
- Het woord papier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "papier" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "papier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ papier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | papier | papiere |
papier
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
papier | le papier | papiers | les papiers |
papier m
papier