• bord·pa·pier
enkelvoud meervoud
naamwoord bordpapier -
verkleinwoord - -

het bordpapiero

  1. karton.
     Onder het groene tafelkleed lagen bordpapieren, voor het doorstuiven van stof in de laden en die uitschuifbaar waren, waarop dan de pooten van de voorbeeld-standerds kwamen te rusten, ook van stevig bordpapier en zoo uit éen stuk gesneden dat ze vlak weêr opgeborgen konden worden na het gebruik.[2]
82 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]