carton
Niet te verwarren met: cartón |
carton m
- karton (dik papier uit meerdere lagen)
- kartonnen doos
- (spreektaal) uitnodiging
- «On vient de recevoir un carton pour la boum de Martine.»
- We hebben net een uitnodiging gehad voor het feestje van Martine. [1]
- «On vient de recevoir un carton pour la boum de Martine.»
- (spreektaal) speelkaart
- «Ce soir on va battre/taper le carton chez Gaston.»
- Vanavond gaan we een kaartje leggen bij Gaston [1]
- «Ce soir on va battre/taper le carton chez Gaston.»
- (spreektaal) groot succes, hit
- «Ce couturier a fait un carton avec ce modèle de jeans.»
- Die couturier maakte een klapper met dat model spijkerbroek. [1]
- «Ce couturier a fait un carton avec ce modèle de jeans.»
- (spreektaal) tip (stukje karton in joint) [1]
- (spreektaal) ongeluk, botsing
- «Heureusement il n’y a pas eu de morts dans ce carton.»
- Gelukkig zijn er geen doden gevallen bij dat ongeluk. [1]
- «Heureusement il n’y a pas eu de morts dans ce carton.»