Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: cartón


Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

carton m

  1. karton (dik papier uit meerdere lagen)
  2. kartonnen doos
  3. (spreektaal) uitnodiging
    «On vient de recevoir un carton pour la boum de Martine.»
    We hebben net een uitnodiging gehad voor het feestje van Martine. [1]
  4. (spreektaal) speelkaart
    «Ce soir on va battre/taper le carton chez Gaston.»
    Vanavond gaan we een kaartje leggen bij Gaston [1]
  5. (spreektaal) groot succes, hit
    «Ce couturier a fait un carton avec ce modèle de jeans.»
    Die couturier maakte een klapper met dat model spijkerbroek. [1]
  6. (spreektaal) tip (stukje karton in joint) [1]
  7. (spreektaal) ongeluk, botsing
    «Heureusement il n’y a pas eu de morts dans ce carton
    Gelukkig zijn er geen doden gevallen bij dat ongeluk. [1]
Anagrammen

Verwijzingen