contra
Niet te verwarren met: contra- |
- con·tra
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
- van het Latijnse cŏntrā (tegen, tegenover) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contra | contra's |
verkleinwoord | - | - |
- contrarevolutionair
- in de jaren 1980 is het zelfstandig naamwoord contra ‘opstandeling in Nicaragua’ opgekomen
- argumenten tegen de geponeerde stelling
- In de discussie kwamen alle pro's en contra's ter sprake.
|
- Het woord contra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "contra" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "contra" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ contra op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
cŏntrā + accusatief