Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: contra-
  • con·tra
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
  • van het Latijnse cŏntrā (tegen, tegenover) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord contra contra's
verkleinwoord - -

contra v / m / o

  1. contrarevolutionair
    • in de jaren 1980 is het zelfstandig naamwoord contra ‘opstandeling in Nicaragua’ opgekomen 
  2. argumenten tegen de geponeerde stelling
    • In de discussie kwamen alle pro's en contra's ter sprake. 
  1. tegen [3]
    • Hij is weer eens contraproductief bezig. 
     Afbreken contra opbouwen. Kwaad tegen goed.[4]
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]


cŏntrā + accusatief

  1. tegen, tegenover
    «Contra Imperium Romanum.»
    Tegenover het Romeinse Rijk.