contrabas
- con·tra·bas
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
- samenstelling van contra en bas [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contrabas | contrabassen |
verkleinwoord | contrabasje | contrabasjes |
- (muziekinstrument) het laagstklinkende muziekinstrument van de strijkinstrumenten met een lagere toon dan de bas
- ▸ Niek de Groot is voor het eerst met de contrabas te horen tijdens een concerttournee met violiste Liza Ferschtman. Vanaf 9 april treedt hij op in Enschede, Heerlen, Groningen, Leiden, Haarlem en Nijmegen.[3]
- cello, jazzmuziek, pizzicato, strijkorkest, strijkstok, symfonieorkest, viool, altviool, viola d'amore, viola da gamba
1. het laagstklinkende muziekinstrument van de strijkinstrumenten
- Het woord contrabas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "contrabas" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "contrabas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ contrabas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Contrabassist speelt op instrument van 1 miljoen” (Woensdag 30 maart 2016, 22:16), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be