• bas·sist
  • afgeleid van bas met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord bassist bassisten
verkleinwoord bassistje bassistjes

de bassistm

  1. (muziek), (beroep) iemand die contrabas speelt
  2. (muziek), (beroep) baszanger
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
bassist bassists

bassist

  1. (muziek), (beroep): bas, (de zanger)
  2. (muziek), (beroep): bassist, (de instrumentalist)