viool
![]() |
- vi·ool
- (muziekinstrument) viersnarig strijkinstrument
- De viool, altviool, cello en contrabas zijn strijkinstrumenten.
- Mijn viool moet gestemd worden.
- (techniek), (scheepvaart) katrol/blok met twee boven elkaar geplaatste schijven van verschillende grootte, waardoor de vorm wat op het onder [1] genoemde instrument lijkt
- (spreektaal) (anatomie) deel van onderlijf met de uitgang van de darmen
|
De baas zijn of willen spelen
Minder in te brengen hebben dan een ander
|
1. strijkinstrument
2. vioolvormig, dubbelschijfs katrol/blok
het viool o
- (plantkunde) een laaggroeiend plantje met vaak driekleurige bloemen (plantengeslacht Viola)
- Het woord viool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viool" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- 1 2 "viool" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be