• con·tra·oc·taaf
enkelvoud meervoud
naamwoord contraoctaaf contraoctaven
verkleinwoord contraoctaafje contraoctaafjes

contraoctaaf o/v/m

  1. (muziek) de op één na laagste reeks van twaalf tonen van het toonsysteem, “C 1” tot en met “B 1” (ca. 32 t/m 62 hertz)
    • Een orgel met een klavier voor het contraoctaaf.