contradictie
- con·tra·dic·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tegenspraak’ voor het eerst aangetroffen in 1512 [1]
- samenstelling van contra en dictie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contradictie | contradicties |
verkleinwoord | - | - |
- tegenstrijdigheid
- ▸ De contradictie zocht naar haar zwakke plek om meer tweedracht te zaaien.[4]
1. tegenstrijdigheid
- Het woord contradictie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "contradictie" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "contradictie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ contradictie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be