• con·tra·te·nor
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘hoge mannenstem’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
  • samenstelling van  contra  en  tenor  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord contratenor contratenoren
contratenors
verkleinwoord - -

de contratenorv / m [3]

  1. hoogste volwassen mannenstem die overeenkomt met alt bij vrouwen
  2. (muziek) (beroep) zanger met een zeer hoge mannenstem die overeenkomt met alt bij vrouwen
46 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[4]