anagram
- ana·gram
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘letterkeer’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
- met het voorvoegsel ana- (terug, tegen) en met het achtervoegsel -gram [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | anagram | anagrammen |
verkleinwoord | anagrammetje | anagrammetjes |
het anagram o
- (taalkunde) een woord dat, of zin die, uit geheel dezelfde letters bestaat als een ander woord of andere zin in dezelfde taal
- Niet voor elk woord is een anagram te vinden.
- Grondzeil is een anagram van zoldering.
- ▸ Jeanne zag onmiddellijk de mogelijkheden en zij veranderde de naam van het meisje in barones van Oliva - bijna een anagram van Valois.[3]
- Het woord anagram staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "anagram" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "anagram" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ anagram op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Victoria Holt“Bekentenissen van een koningin” (1968), Saga, ISBN 9788726484847
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
anagram | anagrams |
anagram