terug
- Geluid: terug (hulp, bestand)
- IPA: / t(ə)ˈrʏx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /trʏχ/, /təˈrʏχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /təˈrʏx/
- te·rug
- In de betekenis van ‘bijwoord van richting: achteruit, retour’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1376 [1]
terug
- alweer, opnieuw
- Hij is terug ziek geworden.
- weer naar het punt van uitgang
- Ik ga weer terug naar huis.
- ▸ Dat was in 1905. Nu was het 1940 en was je terug bij het uitgangspunt. Het was alsof je de Kleivebron opnieuw bouwde.[2]
- achteruit
- Ga eens even een meter terug, volgens mij ben je op iets getreden.
- ▸ Ze zeiden dat het de koudste winter sinds honderd jaar was of in elk geval zo ver terug in de tijd als iemand zich kon herinneren. Het kwik daalde soms tot rond de -40, hoewel de wind minder erg was dan daarboven op de vlakte.[2]
- dezelfde weg terug afleggen
- Ergens niet van terug hebben
Geen goed weerwoord op iets hebben (met als gevolg vaak gezichtsverlies)
- Terug van weggeweest
terug van weggeweest
terug
- geleden
- Drie weken terug heb ik een e-mailbericht van hem ontvangen.
1.
- Het woord terug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terug" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "terug" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be