• te·rug·lo·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
teruglopen
liep terug
teruggelopen
klasse 7 volledig

teruglopen

  1. ergatief verminderen
    • De inflatie liep afgelopen jaar terug. 
  2. ergatief weer naar het beginpunt van een route lopen
    • Hij kocht de krant en liep terug naar huis. 
     Ik had de keuze om 10 kilometer terug te lopen naar een plek waarvan ik zeker wist dat er water was of 8 kilometer door te lopen naar het eerstvolgende beekje, dat echter ook opgedroogd zou kunnen zijn.[1]
     Toch nam ik het risico om door te lopen, in 10 kilometer teruglopen (backtracking zoals ze in de VS zeggen) had ik echt geen zin.[1]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be