• te·rug·ste·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugstelen
stal terug
teruggestolen
klasse 4 volledig

terugstelen

  1. overgankelijk iets wat gestolen was terug in bezit nemen
    • Ik heb wel eens m'n fiets teruggestolen.