Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·ste·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugstelen
stal terug
teruggestolen
klasse 4 volledig

Werkwoord

terugstelen

  1. overgankelijk iets wat gestolen was terug in bezit nemen
    • Ik heb wel eens m'n fiets teruggestolen. 


Gangbaarheid

Verwijzingen