stelen
- ste·len
- [A] Van Middelnederlands stelen, van Protowestgermaans *stelan; dit weer van Protogermaans *stelaną. Verdere herkomst onzeker. In de betekenis van ‘heimelijk wegnemen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- [B] Verbalisering van steel [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stelen |
stal |
gestolen |
klasse 4 | volledig |
stelen
- overgankelijk (juridisch) iets wegnemen van iemand en het zich wederrechtelijk toe-eigenen
- Het bleek dat zijn mobieltje gestolen was door Ronald.
- bietsen, dieven, gappen, graaien, grissen, jatmouzen, jatmozen, jatten, kaaien, kapen, klauwen, ontvreemden, pikken, ratsen, rausjen, raven, scheefslaan, schoepen, snaaien, snezen, vaandelen, weghalen, weggappen, wegkapen
- achteroverdrukken, afstelen, bestelen, leegstelen, ontstelen, plunderen, rollen, roven, zich toe-eigenen, verdonkeremanen, verduisteren, wegstelen, zakkenrollen
- Dat kan me gestolen worden
Daar geef ik helemaal niets om
- Om te stelen zijn
Erg mooi zijn en/of veel waarde bezitten; (van personen) Uiterlijk erg knap of sympathiek zijn of overkomen
- De show stelen
Van iedereen het meeste succes in iets hebben; alle aandacht en bewondering naar zichzelf toe trekken
- Iemand de woorden uit de mond stelen
Iets al eerder dan iemand anders zeggen
- Iemands hart stelen
Zorgen dat iemand heel veel van je houdt
- • Ik kon me nauwelijks voorstellen dat het landschap nog mooier kon worden, maar hoe noordelijker ik kwam hoe indrukwekkender de uitzichten werden. De Northern Cascades tussen Seattle en Vancouver waren uitzonderlijk mooi, Washington had mijn hart gestolen. [2]
- • Een gezin uit Engeland stal mijn hart toen het jongste dochtertje de hele tijd met mij wilde hoelahoepen. [3]
- Met de ogen stelen
Iets aanleren door te kijken hoe een ander het doet
- Stelen als de raven
Een beruchte dief zijn
1. iets wegnemen van iemand en het zich wederrechtelijk toe-eigenen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
varen |
steelde |
gesteeld |
zwak -d | volledig | B |
[B] stelen
- overgankelijk, (plantkunde) van de steel ontdoen
- overgankelijk van een steel voorzien
de stelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord steel
- Het woord stelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "stelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
stelen | stal | stolen | gestolen |
klasse 4 | volledig |
- stelen
- «Daer ic die worst in hadde ghestolen»[3]Waarin ik de worst had gestolen.
- «Daer ic die worst in hadde ghestolen»[3]
- heimelijk wegsluipen
- stiekem iets doen
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ Vroegmiddelnederlands Woordenboek
- ↑ Weblink bron “Vanden Vos Reynaerde/Deel_I” (13e eeuw)