• jat·ten
  • ww: van Bargoens  jat zn  met het achtervoegsel -en, afkomstig , in de betekenis van ‘gappen’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1] [2]
  • zn:  jat zn  met de uitgang -en [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jatten
jatte
gejat
zwak -t volledig

jatten

  1. overgankelijk (Jiddisch-Hebreeuws) iets wegnemen van iemand en het zich wederrechtelijk toe-eigenen
    • Het bleek dat zijn mobieltje gejat was door Ronald. 
     Maar er zijn ook mensen van buiten het tuindorp die even een schuttinkje van een sloopwoning komen jatten, weten ze.[4]
vervoeging van
jatten

jatten

  1. meervoud verleden tijd van jatten
    • Wij jatten. 
    • Jullie jatten. 
    • Zij jatten. 
     Aan het eind van de week kochten of jatten Mick, Brian en Keith de muziekbladen en bestudeerden de hitparade, zonder de illusie te koesteren dat zij daar ooit in zouden staan.[5]

de jattenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jat
     Alles aan dit schip zal ik zelf maken, mej deze beide jatten.[6]
99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[7]
  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. "jatten" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  4.   Weblink bron
    Eppo König
    “Tot in Apeldoorn weten ze: in de Rotterdamse Wielewaal kun je makkelijk kraken” (29 augustus 2019) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Philip Norman (vert. Henny Corver e.a.)
    “Mick Jagger: de biografie” (2012), Uitgeverij De Bezige Bij b.v., Amsterdam, ISBN 9789400400658, hfst. 3
  6.   Weblink bron
    Peter L. Gerritse
    Joop Waasdorp : Een zeer groot, eigenzinnig schrijver in: Leidse Courant, jrg. 62 nr. 18193 (29 oktober 1970), p. 12 kol. 2
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be