• weg·ha·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
weghalen
haalde weg
weggehaald
zwak -d volledig

weghalen

  1. overgankelijk van zijn plaats halen
    • Waarom moet hij die foto weghalen? 
     Toen ze in bed kroop nadat ze hem een vol glas cognac had gegeven, legde hij zijn hand op haar dij en ze haalde hem niet weg. Ze toostten.[1]
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be