quitar
- qui·tar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
quitar |
quitaba |
quitado |
volledig |
quitar
- onovergankelijk weggaan
- overgankelijk verwijderen, wegnemen
- afpakken, ontnemen, afnemen, stelen
- belemmeren, beletten, verhinderen
- wegzetten, weghalen
- weglaten
- verbieden, uitsluiten
- verminderen
- (wiskunde) aftrekken
- quitar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española