grissen
- gris·sen
- In de betekenis van ‘snel naar zich toe halen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1810 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grissen |
griste |
gegrist |
zwak -t | volledig |
grissen
- inergatief snel naar iets grijpen
- Er werd door velen gegrist naar de neerdwarrelende geldbiljetten.
- Het woord grissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grissen" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "grissen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be