• gris·sen
  • In de betekenis van ‘snel naar zich toe halen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1810 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grissen
griste
gegrist
zwak -t volledig

grissen

  1. inergatief snel naar iets grijpen
    • Er werd door velen gegrist naar de neerdwarrelende geldbiljetten. 
82 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]