ontstelen
- ont·ste·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontstelen |
ontstal |
ontstolen |
klasse 4 | volledig | 1 |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontstelen |
ontsteelde |
ontsteeld |
zwak -d | volledig | 2 |
ontstelen
- overgankelijk door stelen ontnemen [1]
- overgankelijk de steel van iets verwijderen [2]
- De druiven worden ontsteeld en nog met de voeten getreden
- Het woord ontstelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontstelen" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be