terugzeggen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: terugzeggen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- te·rug·zeg·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van terug bw en zeggen ww
Werkwoord
terugzeggen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terugzeggen |
zegde terug |
teruggezegd |
zwak -d | volledig |
- reageren op wat iemand zegt
- ▸ Balasjov wilde en kon op elke zin van Napoleon iets terugzeggen; hij maakte voortdurend gebaren dat hij iets wilde zeggen, maar Napoleon onderbrak hem steeds.[2]
- ▸ Blijkbaar besefte de premier nu pas dat hij te ver was gegaan, want even later kwam hij binnen met twee flessen rode wijn. "Hij zei 'sorry', maar voor ik iets kon terugzeggen was hij 'm alweer gesmeerd. Het voelde alsof hij me omkocht, wat ik bijna beledigender vind dan het lastigvallen zelf."[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord terugzeggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Premier Nieuw-Zeeland zegt sorry voor aan haar trekken” (22-04-2015), NOS