Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeg·de te·rug

Werkwoord

vervoeging van
terugzeggen

zegde terug

  1. enkelvoud verleden tijd van terugzeggen
    • Ik zegde terug. 
    • Jij zegde terug. 
    • Hij, zij, het zegde terug.