terugzetten
- Geluid: terugzetten (hulp, bestand)
- te·rug·zet·ten
- samenstelling van terug en zetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terugzetten |
zette terug |
teruggezet |
zwak -t | volledig |
terugzetten overgankelijk [1]
- achteruit zetten
- weer zetten op de plaats vanwaar iets of iemand gekomen is
- een minder belangrijke plaats geven
- [1] vervroegen
- [1] vooruitzetten
vervoeging van |
---|
terugzetten |
terugzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van terugzetten
- ...dat wij terugzetten.
- ...dat jullie terugzetten.
- ...dat zij terugzetten.
- ...dat wij terugzetten.
- Het woord terugzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terugzetten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be