Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·pin·nen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

terugpinnen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugpinnen
pinde terug
teruggepind
zwak -d volledig
  1. via een bankkaart een bedrag terug gestort krijgen op de eigen rekening
     Niet tevreden over de gekochte spijkerbroek of overhemd? In sommige winkels kunnen klanten vanaf vandaag het aankoopbedrag 'terugpinnen'. Dus niet cash in het handje krijgen, maar via de pinpas terug laten storten op de bankrekening.[1]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Ontevreden klant kan 'retourpinnen'” (Woensdag 9 april 2014), NOS