• te·rug·tre·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugtreden
trad terug
teruggetreden
klasse 5 volledig

terugtreden

  1. ergatief een ambt of positie opgeven
    • Hij was om gezondheidsredenen teruggetreden als aartsbisschop. 
     Johnson treedt ook per direct af als partijleider van de Conseratieve Partij. Vorige maand overleefde hij nog een vertrouwensstemming, toen een meerderheid van zijn partijgenoten vond dat hij kon aanblijven. Nu tientallen leden van zijn kabinet zijn opgestapt, treedt Johnson alsnog terug.[1]


100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be