• te·rug·vor·ming
enkelvoud meervoud
naamwoord terugvorming terugvormingen
verkleinwoord - -

de terugvormingv

  1. (taalkunde) ontstaan van een nieuw woord doordat een bestaand woord van een vermeend voorvoegsel, achtervoegsel of uitgang wordt ontdaan wanneer het ten onrechte als een afgeleide vorm wordt beschouwd
    • Gympen zou een terugvorming van gympjes of gympies kunnen zijn (zoals mogelijk ook madeliefjes-madelieven, radijsjes-radijzen). [1]