terugkelderen
- te·rug·kel·de·ren
- Contaminatie van kelderen en teruglopen.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terugkelderen |
kelderde terug |
teruggekelderd |
zwak -d | volledig |
terugkelderen
- ergatief achteruitgaan, minder worden van de technisch bereikte levenskwaliteit bij baby's in de neonatologie
- ergatief (in het algemeen) achteruitgaan van telbare grootheden (inkomen, kijkcijfers).
- Het woord 'terugkelderen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.