kelderen
- kel·de·ren
- van Middelnederlands kelren ww ; afgeleid van kelder zn met het achtervoegsel -en, zowel letterlijk in de betekenis van "een ondergrondse bergplaats" als overdrachtelijk in de betekenis "laagst gelegen plaats" [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kelderen |
kelderde |
gekelderd |
zwak -d | volledig |
kelderen
- ergatief (figuurlijk) snel omlaag gaan
- In 2008 kelderden de aandelenmarkten.
- ergatief (scheepvaart) onder water verdwijnen door verlies van het drijfvermogen, "naar de kelder gaan"
- In het Amsterdamse havengebied is door een ongeluk bij een kolenoverslag een schip gekelderd.
- overgankelijk (scheepvaart), (militair) tot zinken brengen, "naar de kelder jagen"
- Op 30 december werd het schip gekelderd door de U-435.
- overgankelijk (verouderd) naar de kelder brengen
- Daar kwamen zij voorbij een kelder, waar de wijnverlaters bezig waren een groot vat met wijn te kelderen, dat zij niet konden voortkrijgen. [2]
- Het woord kelderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kelderen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Mengelwerk. Auerbach's Keller." in: De Tijdspiegel. jrg. 29 deel 2 (1872) D.A. Thieme, Arnhem; p. 250; geraadpleegd 2019-06-11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be