zinken
- zin·ken
- In de betekenis van ‘(weg)zakken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
- Afgeleid van zink met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zinken /zɪŋkə(n)/ |
zonk /zɔŋk/ |
gezonken /ɣəzɔŋkə(n)/ |
klasse 3 | volledig |
zinken
- ergatief in een vloeistof, meestal water, traag naar beneden zakken
- Het schip is nog niet gezonken, maar dat staat wel te gebeuren.
- ▸ Ik deed de heup- en borstriem van mijn rugzak los voor het geval ik in het water zou vallen en dan door het gewicht van mijn rugzak zou zinken.[2]
- ▸ Gedurende het dappere maar zinloze verzet brachten ze drie Duitse kruisers en meerdere torpedojagers tot zinken, vooral in het noorden leden de Duitsers zware verliezen.[3]
1. in een vloeistof, meestal water, traag naar beneden zakken
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | zinken |
zinken
- van zink vervaardigd
- De Tweede Wereldoorlog zag in Nederland de komst van zinken muntstukken.
de zinken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zink
- Het woord zinken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zinken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zinken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be