• zink·put
enkelvoud meervoud
naamwoord zinkput zinkputten
verkleinwoord zinkputje zinkputjes

de zinkputm

  1. put van een riool waar vuil in kan bezinken
  2. (bouwkunde) een gemetselde put zonder bodem
  3. (figuurlijk) plaats waar afvalstoffen zich ophopen
    • In Zembla noemt hoogleraar Milieukunde Lucas Reijnders stookolie voor zeeschepen een ‘zinkput voor alle rotzooi die ze bedacht hebben, een heksenbrouwsel’. [3] 
    • Ze zouden per saldo geen extra koolstof opslaan of afgeven. Nu dat wel gebeurt, functioneren de bossen als 'zinkput'voor koolstof die elders door de verbranding van fossiele brandstoffen vrijkomt.[4] 
89 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]
  1. zinkput op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Volkskrant Trommelen 10 oktober 2009
  4. Volkskrant Jeroen Trommelen 21 februari 2004,
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be