• sterf·put
enkelvoud meervoud
naamwoord sterfput sterfputten
verkleinwoord sterfputje sterfputjes

de sterfputm

  1. gat waardoor overtollig water kan wegstromen
    • De fotograaf licht toe: 'Amper vier jaar oud keek ik al met kinderlijke verrukking naar de schoonmaaksters als die met flink veel water de vloer van ons familiehotel naspoelden: zij creëerden als het ware een golf, die ze verder rolden met hun trekker en beetje bij beetje aan elkaar doorgaven tot aan de sterfput, waar al dat heldere water dan in verdween.' [3] 
    • België ruikt naar kool en regen. Ruikt naar steenkool en zweet. Ruikt naar de schoolrefter. Ruikt naar het ministerie. Ruikt naar de euro. Ruikt naar het kot, ruikt naar witte saus, ruikt naar het washok, ruikt naar kiezels, ruikt naar zand, ruikt naar gocarts, ruikt naar de goot, ruikt naar de sterfput... Dat is zo klaar als een klontje, maar het heeft niks te maken met realiteit. [4] 
  2. diepe kuilen waarin veel mensen of dieren zijn gestorven
    • In het ondiepe moeras ontstonden 160 miljoen jaar geleden 'sterfputten': meters diepe putten. De wetenschappers vermoeden dat het pootafdrukken waren van de extreem zware sauropoden die hier rondstampten. Sukkelde een kleiner beest in zo'n slijkput, dan stierf het gegarandeerd de verdrinkingsdood. De kadavers stapelden zich op elkaar. Uiteindelijk werd het moeras drooggelegd door dikke aslagen van vulkaanuitbarstingen. Na miljoenen jaren van verstening en erosie hebben Clark en Xu Xing de versteende putten maar uit te graven om de fossielen bloot te leggen. [5] 
53 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[6]